HAVEN

Havenreglement

Regels voor het gebruik van onze havenfaciliteiten

Hoofdregel Toegang tot het terrein hebben alleen clubleden, hun familieleden en gasten, alsook aangemelde passanten. Alle gebruikers van de haven worden geacht met elkaar rekening te houden om zodoende het verblijf in de hele haven voor iedereen zo aangenaam mogelijk te maken.
Om onze haven en haventerreinen door iedereen in een goede staat te houden en daarmee alle boten een zekere en lage kostenligplaats te waarborgen is elke gebruiker verplicht waakzaam en behoedzaam met de havenuitrusting om te gaan.

Spelregels

  • De boten moeten met voldoende daarvoor geschikte lijnen en stootwillen vastgelegd worden op een zodanige manier dat noch steigers noch naastgelegen boten beschadigd kunnen worden.
  • De booteigenaar/-houder is verplicht zijn boot op een fatsoenlijke, functionele en waterdichte toestand te handhaven.
  • Masten van in de haven gelegen zeilboten mogen zich slechts voor korte tijd (14 dagen) in gelegde positie bevinden.
  • Fouten en storingen dienen onmiddellijk te worden gemeld.
  • Toegangspoorten en slagboom dienen na gebruik gesloten te worden.
  • De Smart-Key van de toegangspoorten en slagboom mogen niet aan onbevoegden doorgegeven worden.
  • De transportkarren mogen alleen maar op het afgesloten terrein geparkeerd worden.
  • Drinkwater mag niet voor het reinigen van de boten gebruikt worden.
  • Bij de drinkwaterkranen mag men zich niet afdouchen. Dit in verband met gevaar voor de legionellabacterie.
  • In de haven zelf mogen geen eigenmachtige veranderingen doorgevoerd worden.
  • Men dien er zorg voor te dragen dat geen afval, olie enz. in het water terecht komt of op een andere manier over het haventerrein verspreid wordt.
  • Het gebruik van buitenboordtoiletten is in de haven niet toegestaan.
  • Het afpompen van riooltanks wordt verzorgd door geschikte pompstations in Roermond.
  • De elektrisch aangedreven hijskraan mag uitsluitend door het geautoriseerde hijskraanteam bediend worden.
  • De mastenkraan dient na gebruik weer in de rustpositie gebracht te worden, het touwwerk goed vastleggen en de mastenkraan afsluiten. Zie de regels voor het gebruik van de mastkraan.
  • Het varen door het havenbekken dient voorzichtig, omzichtig en zonder gevaar voor anderen te verlopen. De maximale bootsnelheid bedraagt 2 knopen (4 km/h).
  • De reddingladders aan de steigers moeten vrijgehouden worden.
  • Aan het einde van het vaarseizoen dienen alle lijnen, stootwillen en elektrische bedradingen opgeruimd te worden.
  • Gasapparatuur en apparatuur met brandbare vloeistoffen dient volgens de desbetreffende voorschriften ontworpen te zijn en ook uitsluitend als zodanig gebruikt te worden.
  • Auto´s en fietsen mogen alleen op de hiervoor bestemde plaatsen geparkeerd worden.
  • Boottrailers en andere aanhangwagens mogen slechts kortstondig op de parkeerplaats blijven staan.

 STROOMVERZORGING:

  1. o De stopcontacten aan de stroomverdelers mogen niet worden afgesloten.
  2. o De stopcontacten zijn niet gekoppeld aan bepaalde leden of boten.
  3. o Wegens het gebruik van de geïnstalleerde dwarsliggende kabels is het stroomverbruik tot 8 A (ca. 1200 Watt) beperkt.
  4. o Voor de buitenaansluiting mogen uitsluitend de daarvoor bestemde 3-aderige kabels (H07 RN-F) met een kabeldwarsdoorsnede van tenminste 1,5 mm2 en blauwe CEE-wisselstroom-plug-ins (betekenis: 16 A 230 V L+N+PE 6h IP44) gebruikt worden.
  5. o In principe dient men allereerst de stroomverbindingen aan de boot aan te sluiten en pas daarna de verbinding met het havenstopcontact uit te voeren. Bij de verbreking van de verbinding moet eerst de CEE-stekker uit het havenstopcontact worden verwijderd.

o Valt de stroom bij ingebruikname, of tijdens het gebruik door een stroomverbruiker, uit dan moet de stekker onmiddellijk uit het havenstopcontact verwijderd worden. Daarna moeten alle zekeringen en/of FI-vermogenschakelaars gecontroleerd worden volgens hierna genoemde rangorde:

  1. Boordzekeringen/FI-vermogenschakelaar.
  2. Zekeringen en FI/-vermogenschakelaar in de schakelkast op de steiger.
  3. Zekeringen in de klemmenkast aan de landzijde.
  4. Voordat weer een verbinding met het havenstroomverzorgingsnet tot stand komt dient men er zeker van te zijn dat het euvel is opgelost.

                                                                            

 

 

Regeln zur Nutzung unserer Hafenanlage

Grundsatz:

Zutritt zur Anlage haben nur Clubmitglieder deren Angehörige und Gäste sowie angemeldete Passanten. Alle Nutzer der Hafenanlage werden angehalten, gegenseitig Rücksicht zu nehmen und allen den Aufenthalt in der gesamten Anlage so angenehm wie möglich zu machen.
Um unsere Hafenanlage in einem guten Zustand zu erhalten und somit den Nutzern und deren Boote einen sicheren und kostengünstigen Liegeplatz zu gewährleisten, ist jeder Nutzer verpflichtet umsichtig mit dem Hafenequipment umzugehen.

Hierzu einige Spielregeln:

  • Die Boote müssen mit hierfür geeigneten Leinen und Fendern in geeigneter Anzahl und Weise an den Stegen derart vertäut werden, so dass weder die Steganlage noch benachbarte Boote geschädigt werden.
  • Der Bootshalter ist verpflichtet sein Boot in einem ordentlichen, funktionsfähigen und wasserdichten Zustand zu halten.
  • Die Masten der Segelboote im Hafen dürfen sich nur kurzfristig (max. 14 Tage) in einer gelegten Position befinden.
  • Fehler und Störungen müssen sofort gemeldet werden.
  • Zugangstore und Schranke müssen geschlossen sein.
  • Der Smart-Key für die Zugangstore und Schranke dürfen nicht an unbefugte weitergegeben werden.
  • Die Transportkarren dürfen nur im abgeschlossenen Hafenbereich geparkt werden.
  • Trinkwasser darf nicht zum Reinigen der Boote genutzt werden.
  • An den Trinkwasseranschlüssen darf nicht geduscht werden. (Legionellengefahr)
  • An der Hafenanlage dürfen keine eigenmächtigen Veränderungen vorgenommen werden.
  • Es ist sicherzustellen, dass kein Unrat, Öl etc. ins Wasser gelangt oder im Hafengelände verteilt wird.
  • Die Nutzung von Toiletten, deren Abwasser außenbords gepumpt wird, ist im Hafen nicht erlaubt.
  • Zum Abpumpen von Fäkalientanks stehen entsprechende Abpumpstationen in Roermond bereit.
  • Die elektrisch angetriebene Krananlage darf nur vom autorisierten Kranteam betrieben werden.
  • Der Mastenkran ist nach der Nutzung wieder in die Ruheposition zu bringen, zu vertäuen und abzuschließen. Siehe hierzu die Reglungen zur Nutzung des Mastenkrans.
  • Das Befahren der Hafenanlage muss vorsichtig, umsichtig und ohne Gefährdung anderer erfolgen. Die max. Bootsgeschwindigkeit beträgt 2 Knoten (4 km/h).
  • Die Rettungsleitern am Steg sind freizuhalten.
  • Zum Ende der Saison sind Leinen, Fender und Elektroverkabelungen abzubauen.
  • Gasanlagen und Anlagen mit brennbaren Flüssigkeiten müssen entsprechend den einschlägigen Vorschriften beschaffen sein und betrieben werden.
  • PKW und Fahrräder dürfen nur auf den hierfür vorgesehen Parkflächen abgestellt werden.
  • Bootstrailer und andere Anhänger dürfen nur kurzfristig auf dem Parkplatz abgestellt werden.
  • Stromversorgung:
  • o Die Steckdosen an den Stromverteilern dürfen nicht abgeschlossen werden.
  • o Die Steckdosen sind nicht Mitgliedern oder Booten zugeordnet.
  • o Wegen der verbauten Kabelquerschnitte ist der Stromverbrauch auf 8 A (ca. 1200 Watt) zu begrenzen.
  • o Es dürfen nur für den Außenbereich zugelassene 3-adrige Kabel (H07RN-F) mit einem Kabelquerschnitt von mindestens 1,5 mm2 und blaue CEE-Wechselstrom-Steckverbindungen (Bezeichnung: 16 A 230 V L+N+PE 6h IP44) zum Einsatz kommen.
  • o Grundsätzlich sind zuerst die Stromverbindungen am Boot herzustellen und erst dann die Verbindung mit der Hafensteckdose vorzunehmen. Beim Abbau der Verbindung ist zuerst der CEE-Stecker von der Hafensteckdose zu entfernen.

Fällt der Strom bei Inbetriebnahme oder während des Betriebes eines Stromverbrauchers aus, so ist dieser unmittelbar vom Hafennetz zu trennen. Danach sind die Sicherungen und / oder FI-Schutzschalter in folgender Reihenfolge zu prüfen:

  1. Bordeigene Sicherungen / FI-Schutzschalter
  2. Sicherungen und FI-Schutzschalter im Schaltkasten auf dem Steg.
  3. Sicherungen im landseitigen Anschlusskasten.
  4. Bevor wieder eine Verbindung zum Hafennetz hergestellt wird ist sicherzustellen, dass der Fehler beseitigt wurde.